Sint-jansui | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bloeiende Sint-jansui | |||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Variëteit | |||||||||||||||||||
Allium fistulosum var. bulbifera | |||||||||||||||||||
Tenen van Sint-jansui | |||||||||||||||||||
|
De sint-jansui (Allium fistulosum var. bulbifera) is een plant uit de narcisfamilie (Amaryllidaceae). Het is een bolgewas, verwant aan de ui. De Royal Horticultural Society heeft de sint-jansui ondergebracht in de Allium cepa Proliferum groep.
De sint-jansui is bijna helemaal verdwenen. Oorspronkelijk werd deze ui door tuinders rondom Utrecht veel geteeld. Tegenwoordig wordt hij hier en daar weer aangeplant. De ui staat ook in de belangstelling van de Nederlandse afdeling van Slow Food en is voorgedragen voor de Ark van de Smaak.
De St. Jansui vormt hoewel hij bloeit geen zaad en wordt evenals knoflook vegetatief vermeerderd. Het is de vroegste ui die er was en werd in het voorjaar samen met een krop sla verkocht. Tegenwoordig worden hiervoor zogenaamde slauitjes gebruikt. Voor de teelt van slauitjes worden zaaiuien gebruikt, die het jaar ervoor dik gezaaid worden. De kleine uitjes worden vervolgens in het voorjaar geplant en als het loof voldoende ontwikkeld is worden ze geoogst.
Ook plantuien worden op deze manier geteeld, maar groeien langer door, waardoor er een bol gevormd wordt.