Sjechina (Hebreeuws: שכינה, šəchīnāh, "het (in)wonen" of "woonplaats") duidde in het jodendom de aanwezigheid van JHWH, God aan, in het bijzonder in de Joodse tempel te Jeruzalem. Als bijbetekenis kon het duiden op "rust", "geluk", heiligheid" of "vrede".