Sonnet 129 maakt deel uit van de sonnetten van Shakespeare die voor de eerste keer in 1609 werden gepubliceerd. Het is het derde uit de reeks sonnetten (127 tot 152) waarin de dichter een Dark Lady toespreekt. In tegenstelling tot de voorgaande Fair Youth-reeks, die de liefde voor een schone jongeling tot onderwerp heeft, is deze reeks aardser, expliciet seksueler van toon.
In dit sonnet beschrijft de dichter zichzelf als een slachtoffer van de lust die hij voor een vrouw voelt. Het gedicht zou men een uiting van seksuele melancholie kunnen noemen. De dichter lijkt iets te willen uitdrukken als schuldgevoel alsof de lichamelijke lust zijn pure geest bezoedeld heeft. Mogelijk heeft dit te maken met het christelijk zondebesef dat de ziel boven het zondige lichaam vereert en van alle smet wil vrijwaren.