De Spaanse parlementsverkiezingen 2011 werden gehouden op 20 november, een paar maanden voor de tweede ambtstermijn van zittend premier José Luis Rodríguez Zapatero normaal gesproken zou aflopen. Bij deze verkiezingen werd er voor de gehele Cortes Generales gestemd, dat wil zeggen zowel voor het Congres van Afgevaardigden als voor de Senaat. De organisatie en het verloop van parlementsverkiezingen in Spanje is geregeld in de grondwet van dat land.
Zapatero zelf was niet herkiesbaar. Na deze verkiezingen begon de Xe legislatuur sinds de herinvoering van de democratie in Spanje. De verkiezingen voor het Congres werden gewonnen door de conservatieve Partido Popular (PP) met bijna 45% van de stemmen, goed voor 186 zetels, terwijl de sociaaldemocratische PSOE van premier Zapatero met bijna 29% van de stemmen zakte van 169 naar 110 zetels. In de Senaat behaalde de PP 136 zetels (35 meer dan in 2008) en de PSOE 48 (40 minder). Op 19 december kwam het parlement voor het eerst in de nieuwe samenstelling samen. Toen werden ook de parlementaire groepen gepresenteerd.