Een springend gen (jumping gene) of transposon is een stukje DNA op een chromosoom, dat in het genoom van plaats kan verwisselen en is voor het eerst in 1951 ontdekt in het maïsgenoom en later ook in andere organismen, zoals het fruitvliegje. Het eerste geïsoleerde springende gen is afkomstig van de leeuwenbek.
In het stukje DNA, dat aan beide kanten begrensd wordt door kleine, tegengestelde stukjes van nucleotiden, kunnen één of meer genen zitten. De stukjes van tegengestelde nucleotiden bevatten verder geen genetische informatie en worden ook wel insertie-sequentie, insertie-element, insertosoom of insertie-segment (IS) genoemd.
Door het verspringen kunnen er mutaties ontstaan en kan de hoeveelheid DNA toe- of afnemen.
Er zijn drie soorten springende genen:
Bij de mens zijn enkel nog de niet-virale retrotransposons actief, waarbij deze verantwoordelijk zijn voor 0,2% van de mutaties.
Springende genen zijn zeer bruikbaar bij genetische modificatie voor het veranderen van het DNA in een organisme. Springende genen worden veel gebruikt als een mutagens bij planten, de fruitvlieg en bij bacteriën voor het bestuderen van de functies van genen.