Een tiendschuur of tiendenschuur is het gebouw waarin tijdens de middeleeuwen en het ancien régime de belasting van pachters en boeren aan een kasteelheer of een klooster werd opgeslagen. Vaak ging het daarbij om de pachtsom in natura. De pachtsom kon zijn een tevoren vastgesteld aantal schoven of een deel van de oogst. Daarnaast waren veel boeren verplicht tot het betalen van tienden. Ze moesten een tiende deel van de oogst afdragen, oorspronkelijk aan kerkelijke instellingen, later aan particulieren die kerkelijke rechten hadden gekocht.
Een tiendschuur is in veel gevallen een kloosterschuur die oorspronkelijk door het landbouwbedrijf van een klooster en zijn uithoven werd gebruikt. De Latijnse naam grangium voor kloosterboerderij is indirect afgeleid van het woord granarium (graanpakhuis).
De middeleeuwse schuur is vanaf de twaalfde eeuw ontstaan op kloosterboerderijen, kroondomeinen en adellijke landgoederen. Voorlopers waren de middeleeuwse ontvangstzaal, het prehistorische woonstalhuis en het Romeinse graanpakhuis.
Enkele tiendschuren zijn goed bewaard of gerestaureerd: