Tussen 1578 en 1665 vonden vier grote, bestuurlijk geplande stadsuitbreidingen van Amsterdam plaats, ook de eerste, tweede, derde en vierde Uitleg genoemd. In die periode groeide Amsterdam van 30.000 tot 160.000 inwoners en werd het de belangrijkste handels- en industriestad van Europa. Qua bevolkingsaantallen waren daarna alleen Parijs, Londen en Napels groter.
De Uitleg van Amsterdam was ingegeven vanuit militair, economisch, maritiem en demografisch perspectief. Militair, vanwege de bedreiging door het leger van de Spaanse koning en bouwkundige ontwikkelingen op het gebied van fortificatie; economisch, enerzijds omdat een groei in bewoners consumptiegroei betekende, anderzijds de uitbreiding van handel en nijverheid om meer arbeidskrachten vroegen; maritiem door toename van de wereldwijde handel met transport per schip en demografisch, door een sterke immigratie als gevolg van religieuze onderdrukking in de thuislanden en tolerantie in de stad, en de aantrekkingskracht van stedelijke welvaart op arme bewoners van het platteland.[1]