Vertisols (Latijn: vertere keren, omdraaien en solum bodem) zijn kleirijke bodems met brede en diepe scheuren, die zich voornamelijk vormen onder grasland of onderaan hellingen. Vertisols beslaan ca. 335 miljoen hectare, ongeveer 2 procent van het landoppervlak van de wereld, voornamelijk in de (sub)tropische delen van Australië, Afrika en India. Ook delen van de Verenigde Staten en Europa zijn ermee bedekt. Ongeveer 150 miljoen hectare is potentieel bouwland. Vertisols in de tropen beslaan circa 200 miljoen hectare. Hiervan wordt een kwart beschouwd als bruikbaar voor de landbouw.
Een vertisol is rijk (minimaal 30 %) is aan expansieve kleimineralen zoals het tot de smectietgroep behorende montmorilloniet. Wanneer er na een droge periode, waarbij diepe scheuren en spleten aan de oppervlakte zijn gevormd, er door regenval een vernatting van de bodem optreedt, dan zullen er door de sterke zwel- en krimpeigenschappen van deze kleimineralen vertische bodembewegingen ontstaan. Hierbij worden lutumdeeltjes (klei) die in de scheuren zijn gevallen door de bovengrond verplaatst en vermengd. Dit bodemvormende (pedogenetische) proces wordt ook wel argillipedoturbatie genoemd.