In de economie, speltheorie en besliskunde is de verwachtenutshypothese (expected utility hypothesis) een benadering om het verwachte economische nut van een beslissing te bepalen in het geval van onzekere uitkomsten. Het verwachte nut kan bepaald worden door te schatten wat de waarschijnlijkheid is van iedere mogelijke uitkomst, en hoe elk van deze uitkomsten gewaardeerd wordt. De waardering van iedere uitkomst is afhankelijk van:
De verwachtenutshypothese heeft toepassingen op het gebied van de economie, de speltheorie en de besliskunde.
De bovengenoemde criteria zijn nuttig gebleken om een aantal populaire keuzes te verklaren die in strijd lijken te zijn met het verwachtewaardecriterium (dat alleen de hoogte van de uitbetalingen en de waarschijnlijkheid van het voorkomen in beschouwing neemt), zoals die zich voordoen in de context van gokken en verzekeringen. Door verschillen in risico-aversie gaat de hypothese echter niet altijd op, waarop Daniel Kahneman en Amos Tversky in 1979 kwamen met de vooruitzichttheorie.[2]
Daniel Bernoulli nam in 1738 het initiatief voor de verwachtenutshypothese. Tot het midden van de twintigste eeuw was de standaardterm voor het verwachte nut morele verwachting (moral expectation). Dit staat in contrast met de wiskundige verwachting voor de verwachte waarde.[3]
De Von Neumann-Morgenstern-nutsstelling voorziet in noodzakelijke en voldoende rationaliteit-axioma's waaronder de verwachtenutshypothese van toepassing is.[4]