Victoriaanse literatuur is de Engelstalige literatuur die ontstond tijdens de regeerperiode van koningin Victoria (1837-1901) (het Victoriaans tijdperk). Deze periode vormt een overgang tussen de schrijvers van de romantiek en de literatuur van de 20e eeuw.
In de 19e eeuw werd de roman in Groot-Brittannië - net als in de rest Europa - de belangrijkste literatuurvorm. Pre-victoriaanse auteurs als Jane Austen en Walter Scott hadden de weg voorbereid met hun realistisch uitgewerkte sociale satires en avonturenverhalen. Populaire feuilletons en boeken begonnen in de Victoriaanse tijd in te spelen op een groeiende markt van vrouwelijke lezers uit de middenklasse. In 1836 publiceerde Charles Dickens zijn eerste roman The Pickwick Papers met overweldigend succes in een tijdschrift. Zijn populariteit zette een hele generatie auteurs aan zich vanaf de jaren 1840 ook te storten op het schrijven van wat nu bekendstaat als 'victoriaanse romans'.[1] De roman bleek het geschiktste vehikel voor het beschrijven van actuele sociale en politieke thema's in deze periode van veranderingen en sociale ongelijkheid. Toch bleef ook poëzie, zoals van Elizabeth Barrett Browning en Alfred Lord Tennyson, populair.
Belangrijke victoriaanse schrijvers en dichters zijn onder meer: William Harrison Ainsworth, Matthew Arnold, de gezusters Brontë (Emily, Anne en Charlotte Brontë), Christina Rossetti, Joseph Conrad, Robert Browning, Arthur Conan Doyle, Elizabeth Barrett Browning, Edward Bulwer-Lytton, Wilkie Collins, Charles Dickens, Benjamin Disraeli, George Eliot, George Meredith, Elizabeth Gaskell, George Gissing, Richard Jefferies, Thomas Hardy, A.E. Housman, Rudyard Kipling, Robert Louis Stevenson, Bram Stoker, Algernon Swinburne, Philip Meadows Taylor, Alfred Lord Tennyson, William Makepeace Thackeray, Anthony Trollope, George MacDonald, Gerard Manley Hopkins, Oscar Wilde, Lewis Carroll en HG Wells.