De viola organista (oftewel 'vioolorgel' of 'Geigenwerk') is een experimenteel muziekinstrument dat voor het eerst uitgedacht is door Leonardo da Vinci.
Het instrument bestond aanvankelijk alleen op schetsen van Da Vinci, maar is later werkelijk gebouwd. Het bestaat uit een toetsenklavier waarop gespeeld wordt. De klank komt van een roterende strijkrol (een frictiewiel) die de snaren net als bij een viool aanstrijkt en in trilling brengt.
Het aanvankelijke idee van Da Vinci, zoals opgetekend in zijn schetsboeken uit de periode 1488-1489 en zijn tekeningen uit de Codex Atlanticus, was om een of meer wielen continu te laten draaien. Elk wiel zou dan een continu rondlopende strijkstok aandrijven. Door een toets in te drukken wordt dan de snaar tegen de draaiende boog gedrukt hetgeen de snaar in trilling brengt.
Er bestonden diverse ontwerpvarianten in de schetsen van Da Vinci. In een daarvan werd de toonhoogte van een snaar bepaald met tangenten, die door de toets tegen de snaar worden gedrukt. Daardoor werd de snaar als het ware verkort, wat een hogere toon geeft. Hierbij waren er meer toetsen dan snaren, omdat een snaar door meer toetsen bediend werd. In een ander ontwerp had iedere toets zijn eigen snaar.