Volksliedjes zijn traditionele liedjes die door het gewone volk worden gezongen en mondeling worden doorgegeven. Het gaat om liedjes die eenvoudig te zingen zijn; die anoniem zijn overgeleverd; en waarvan, door de mondelinge overdracht, streekgebonden en tijdgebonden varianten zijn ontstaan in tekst en melodie. De ouderdom van deze liedjes is gewoonlijk niet meer vast te stellen.
Bekende Nederlandstalige volksliedjes zijn bijvoorbeeld: 'Aan d'oever van een snelle vliet', 'Daar was laatst een meisje loos', 'De boer had maar enen schoen', 'Des winters als het regent', 'Wel Anne-Marieken, waar gaat gij naar toe' en 'Zeg kwezelken, wilde gij dansen'.
Daarnaast werden er, vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw, door bekende tekstdichters cultuurliedjes geschreven in de trant van volksliedjes, bestemd voor de actieve zangbeoefening, die ook wel met de term 'volksliedjes' worden aangeduid.[1]
Het meest gebruikte liedboek in de twintigste eeuw met historische volksliedjes was Nederlands volkslied, samengesteld door J. Pollmann en P. Tiggers (1941), waarin ruim 280 liedjes zijn opgenomen. Het Nederlandse liedonderzoek van F. van Duyse resulteerde in het vierdelige standaardwerk Het oude Nederlandsche lied (1903-08), waarin hij de varianten en overleveringsgeschiedenis van ruim 700 liederen uitvoerig beschrijft.
Er valt een grote verscheidenheid aan genres onder het volkslied, waaronder zeemansliederen, kluchtliedjes, drinkliedjes, dansliedjes, soldatenliederen, lenteliedjes, afscheidsliederen, verhalende liederen, kinderliedjes, heiligenliederen, sinterklaasliedjes enzovoort. De Nederlandse Liederenbank bevat een verzameling van ruim 175 000 Nederlandstalige volksliedjes,[2] die een indruk geeft van de verscheidenheid en de cultuur-historische waarde van het volkslied in de Nederlandse taal.