De vooruitzichttheorie, beter bekend als prospect theory, stelt dat de voorkeur van beslissingen bij onzekerheid afhankelijk is van de omstandigheden. Zo is de inschatting van kansen en risico’s niet absoluut, maar relatief ten opzichte van de voorgaande situatie. Daarbij speelt het zekerheidseffect een rol waardoor zekerheden zwaarder worden gewogen dan kansen. Mensen nemen grotere risico's op vlak van verlies dan bij winst waar mensen voor zekerheid kiezen.
Deze belangrijke theorie voor de gedragseconomie werd in 1979 voorgesteld door Daniel Kahneman en Amos Tversky als alternatief voor de verwachte nutshypothese (expected utility hypothesis). Deze hypothese van Daniel Bernoulli uit 1738 was lange tijd de dominante verklaring voor beslissingen waarbij de uitkomst onzeker is. Daarbij werd uitgegaan van een agent die volledig rationeel handelt. Daarmee is de hypothese de basis van de rationele-keuzetheorie, een van de belangrijkste theorieën van de sociale wetenschappen.
In de theorieën wordt veelal gesproken over risico. Er kan daarbij echter onderscheid worden gemaakt tussen risico en onzekerheid, meer specifiek Knightiaanse onzekerheid. Daarbij is risico meetbaar, terwijl dat voor onzekerheid niet het geval is.