Een werknemersoptie (ook wel genoemd personeelsoptie of kortweg optie) is een vermogensrecht waarbij een werknemer van zijn werkgever (of een aan de werkgever gelieerde partij) het recht krijgt om gedurende een bepaalde periode (de looptijd van de optie) tegen een vooraf vastgestelde prijs per aandeel (de uitoefenprijs van de optie) aandelen in een vennootschap te kopen.
Een werknemersoptie is een kooprecht en geen koopverplichting. Wil de werknemer om wat voor reden dan ook geen gebruik maken van zijn kooprecht, dan kan hij niet verplicht worden om de aandelen te kopen. Zo zal een werknemer op een bepaald moment geen gebruik maken van zijn kooprecht indien de beurskoers (=de prijs waarvoor een ieder het aandeel op de beurs zou kunnen kopen) van het aandeel op dat moment lager is dan de prijs waarvoor de werknemer het aandeel van zijn werkgever mag kopen.
Een werknemersoptie is een bijzondere vorm van een optie, meer in het bijzonder van een zogenoemde calloptie. Al hetgeen voor opties in het algemeen geldt, is in beginsel ook op werknemersopties van toepassing. Een werknemersoptie is zoals iedere optie ook een zogenoemd derivaat.
Een werknemersoptie kan de werknemer een economisch voordeel opleveren, indien de werkelijke (beurs)waarde van het aandeel op enig moment gedurende de looptijd hoger is dan de uitoefenprijs. Wil de werknemer van zijn kooprecht gebruikmaken, dan dient hij zijn tegenpartij te informeren dat hij van zijn kooprecht gebruikmaakt. Het laatste wordt aangeduid als het uitoefenen van de optie. De werknemer is in beginsel vrij om te besluiten of hij de door de uitoefening verkregen aandelen al dan niet onmiddellijk geheel of gedeeltelijk verkoopt. Oefent de werknemer de werknemersoptie gedurende de looptijd niet uit, bijvoorbeeld omdat de werkelijke waarde van het aandeel niet boven de uitoefenprijs is uitgekomen, dan vervalt de optie zonder dat zij de werknemer enig voordeel heeft opgeleverd (expiratie).
Opties in het algemeen (en daarmee werknemersopties ook) hebben in de regel een economische waarde en de werknemer krijgt dan ook een economisch waardevol recht van zijn werkgever. In tegenstelling tot wat voor (beursgenoteerde) opties in het algemeen geldt, hoeft de werknemer voor het verkrijgen van de werknemersoptie zelf in de regel echter niets aan zijn werkgever of aan een andere partij te betalen, althans niet in geld of goederen. Wel levert de werknemer een andere (waardevolle) tegenprestatie aan de werkgever (of hoopt de werkgever dat de werknemer die prestatie gaat leveren, dan wel heeft de werknemer die al geleverd), namelijk arbeid.
De aandelen waarop de werknemersoptie betrekking heeft, zijn in de regel aandelen in de werkgever, dan wel aandelen in een gelieerde vennootschap, zoals de moedermaatschappij van de groep waartoe de werkgever behoort. De aandelen zullen in de praktijk vaak aan een beurs genoteerd zijn, maar dat is zeker niet altijd het geval. Werknemersopties zelf zijn in de regel nagenoeg nooit vrij overdraagbaar, en ze zijn onder andere daarom in de praktijk nagenoeg nooit beursgenoteerd.
Werknemersopties vinden hun oorsprong in de Verenigde Staten van Amerika en vandaar dat veel van de terminologie in het Engels is. De Engelse termen zullen in het hiernavolgende schuin bedrukt weergegeven worden. Werknemersopties worden in het Engels (employee) stock options, (employee) share options, performance options, management options of kortweg options genoemd.