Westerse esoterie is een vakgebied binnen de geesteswetenschappen dat onderzoek verricht naar uiteenlopende stromingen uit de westerse cultuurgeschiedenis. Deze stromingen hebben gemeen dat ze door de heersende religieuze en academische instellingen werden verworpen als legitieme bronnen van kennis; door religie als ketters, door de wetenschap als irrationeel.[1][2] Daartoe behoren onder meer gnostiek, hermetica, alchemie, astrologie, magie, theosofie, mystiek en het moderne occultisme. Het vakgebied ontstond eind 20e eeuw.[3]
Aan deze esoterische stromingen werd vroeger gerefereerd als occultisme, maar die benaming is in het wetenschappelijk discours niet langer gebruikelijk. De benaming westerse esoterie suggereert dat er naast een westelijke esoterie ook een oostelijke esoterie zou zijn, maar dat is niet zo. Dezelfde term wordt ook wel in engere zin gebruikt en slaat dan op een diffuse verzameling geschriften over het paranormale, occulte wetenschappen, exotische wijsheidstradities en dergelijke.
Als wortels van westerse esoterie kunnen ruwweg vier filosofisch-religieuze tradities worden onderscheiden: neoplatonisme, gnosticisme, hermetisme en kabbala, en de traditionele wetenschappen[4] astrologie, magie en alchemie. Vooral neoplatonisme en hermetisme vormden de inspiratie voor latere stromingen zoals rozenkruisers, christelijke theosofie, het 19e-eeuwse occultisme, spiritisme, de 20e-eeuwse new agebeweging en andere vormen van moderne alternatieve spiritualiteit.[5] Esoterische ideeën zijn doorgedrongen in westerse filosofie, religie, pseudowetenschap, kunst en populaire cultuur.
De eerste pogingen om te komen tot een wetenschappelijke constructie die de verworpen stromingen uit het westers gedachtegoed bundelt werden eind 17e eeuw ondernomen. Sinds eind 20e eeuw zijn de invloed van westerse esoterie en de ideeëngeschiedenis ervan onderwerp van academische studie geworden. Het interdisciplinair[6] onderzoek concentreert zich op de geschiedenis van de westerse esoterie vanaf de renaissance tot heden, met ook aandacht voor de wortels ervan in de laatantieke cultuur.