Wild kattenkruid | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||||
Nepeta cataria L. (1753) | |||||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||||
Wild kattenkruid op ![]() | |||||||||||||||||||
|
Wild kattenkruid (Nepeta cataria) is een enigszins naar munt ruikende, vaste plant die behoort tot de lipbloemenfamilie (Labiatae of Lamiaceae). De plant komt voor op droge, kalk- en stikstofrijke grond tussen struiken en ruigten. De plant komt van nature voor in Zuid-Europa, Azië en Afrika. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en matig in aantal afgenomen.
De plant wordt 45-100 cm hoog. De vierkantige, holle stengel is tot aan de voet viltig behaard. De 3-7 cm lange gekartelde tot getande bladeren zijn eirond en hebben een hartvormige voet. De onderkant van de bladeren is viltig behaard en op de bovenkant zitten klierharen.
Wild kattenkruid bloeit van juni tot september met witachtige bloemen die van binnen rood gestippeld zijn. De bloeiwijze is schijnkrans.
De vrucht is een vierdelige splitvrucht. De bruin, ovale zaden zijn 1 × 1,5 mm groot en blijven tot vijf jaar kiemkrachtig. Aan een kant zijn de zaden glad en aan de andere kant zit een in de lengterichting lopende verdieping. Op de onderkant zit een witte vlek.
De in deze plant aanwezige stof nepetalacton heeft een opmerkelijke invloed op katten.