Voor het gebruik van de Nederlandse frequentieruimte is op grond van de Telecommunicatiewet een vergunning nodig van de minister van Economische zaken. De Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (voorheen: Agentschap Telecom, daarvoor: Radio Contrôle Dienst) is belast met de uitgifte van deze vergunningen, doorgaans zendvergunning genoemd. De vergunningen zijn nodig voor toepassingen zoals radio- en televisieomroep via de ether, mobiele telecommunicatievergunningen, gesloten mobilofoonnetten en radiozendamateurs. Er bestaan ook toepassingen die vrijgesteld zijn van de vergunningplicht. Dit geldt voor toepassingen als "bakkies" in de 27 MHz band, LPD- en PMR-portofoons en radiografische besturingen.
Voor het uitzenden van radio- en televisieprogramma's is daarnaast ook de Mediawet van toepassing. Dit houdt in dat er toestemming nodig is van het Commissariaat voor de Media voor het uitzenden van commerciële programma's. Deze toestemming is ook vereist indien de programma's uitsluitend via een kabelnet worden uitgezonden. Voor publieke omroep bevat de Mediawet een aparte regeling. De gehele publieke omroep heeft een concessie voor tien jaar (van 2000 tot 2010). De publieke omroep bestaat uit de Nederlandse Omroep Stichting (NOS), de Nederlandse Programma Stichting (NPS) en de door de minister erkende omroepverenigingen. De erkenning van de omroepverenigingen geldt voor een periode van vijf jaar.