Zoethoutplant | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Koehler (1887) | |||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
soort | |||||||||||||||||||
Glycyrrhiza glabra L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
Zoethoutplant op Wikispecies | |||||||||||||||||||
|
Zoethout is in de handel de aanduiding voor korte stukjes van de wortelstok van Glycyrrhiza glabra, een plant die van oorsprong voorkomt in Eurazië, Noord-Afrika en West-Azië. Inmiddels is de niet-bedreigde plant wereldwijd te vinden. De plant bevat een zoetstof die zo'n 30 tot 50 keer zo sterk is als suiker, maar niet schadelijk is voor de tanden.[1] Er moet flink op gekauwd en gezogen worden om de zoetstof te proeven. Toch werd zoethout – vooral door kinderen – gewaardeerd voordat de snoepindustrie deze markt overnam met veel makkelijker te consumeren producten.
Het sap uit de wortel wordt gebruikt als grondstof voor drop, eventueel samen met het zout salmiak.
De zoetstof in zoethout is glycyrrizinezuur. Dit is een stof die de bloeddruk verhoogt. Zowel van drop als van zoethout is dit effect beschreven en dit kan tot klinisch significante hypertensie leiden.[2]
De industriële verwerking van de zoethoutwortel werd mogelijk nadat de Italiaan Giorgio Amarelli er in 1731 in slaagde om het sap uit de wortel tot drop te verwerken.[3]